Marjoleine de Vos in NRC van 27 maart 2012.
Over het lijden van gemartelde maagden
De Passietijd spitst zich toe op het lijden van een man.
Marjoleine de Vos luisterde naar gregoriaans gezang, als ode aan misbruikte vrouwen.
‘De kerk heeft een geschiedenis van geweld maar ook van troost.’
In zijn essay Mijn dood (‘voor ik dood ga wil ik eerst nog even met de helft van de mensheid naar bed’) schrijft Rudy Kousbroek over de mannen die in een concentratiekamp in de rij staan voor een meisje. Het stuk gaat over liefde en seksueel verlangen, en hij vindt het op een bepaalde manier aangrijpend dat mannen in die omstandigheden, toch verlangen naar vrijerij.
Het meisje, schrijft hij, werd gedwongen. Maar het gaat hem niet om het meisje. Hij ziet in de eerste plaats seksuele verlangens die hij met liefde associeert. Die zijn er nog, zelfs daar. Dat noemt hij ‘aangrijpend’.
Het is zeker niet zo dat Kousbroek verkrachting niet zo erg vond, maar zijn beschouwing illustreert iets van het probleem dat we hebben met het praten, schrijven, lezen over seksueel geweld. Seks hoort bij plezier, bij liefde, en ook bij intimiteit en overgave. Bij de dingen waarover je niet al te zeer praat als je de schaamte niet geheel voorbij bent – en veel mensen zijn dat niet.
Verkeren die liefde en intimiteit in geweld, dan is het moeilijk daarover te praten. Lust die niet onder controle gehouden kan worden, is gênant, lust die vooral als agressie gezien moet worden ook, en degenen die het slachtoffer zijn geworden van zoiets zijn op een of andere manier dragers van de gêne die we daarover voelen. Een verkrachtingsslachtoffer is niet hetzelfde als een geweldsslachtoffer, ook al is een verkrachting beslist een vorm van geweld. Maar in menige cultuur, en onuitgesproken óók in de onze, is het slachtoffer niet alleen iemand die heeft geleden, maar ook iemand die op een of andere manier is onteerd.
Bij geen enkele vorm van geweld krijgt het slachtoffer zo vaak de schuld, worden de daders verontschuldigd of zelfs als min of meer fatsoenlijke mensen beschouwd – bijvoorbeeld als ze tegen betaling meisjes misbruiken van wie ze best zouden kunnen vermoeden dat die niet geheel vrijwillig ‘hun diensten aanbieden’, zoals dat eufemistisch heet.
Het is mogelijk te denken, zowel voor de daders als voor de beoordelaars van de daad, dat er van enige instemming of zelfs wil sprake was. Dat maakt het moeilijk ertegen op te treden, misschien, of moet je zeggen: ‘blijkbaar’ zelfs in gevallen waarin er van geen enkele onduidelijkheid sprake is. Heel het gebied van seksueel geweld tegen vrouwen (en soms ook tegen mannen) wordt verhuld door een wolk van niet-willen-weten, schaamte, soms zelfs regelrechte afwijzing van de slachtoffers die verstoten worden uit hun gemeenschap – ze zijn onrein. De daders zijn dat niet.
Hoewel men het er wel over eens is dat verkrachting vaak een onderdeel is van oorlogsgeweld, dat er dikwijls systematisch verkracht wordt, op geen enkele manier uit verlangen naar ‘liefde’ maar als een manier om de vijand klein te krijgen, weten we toch niet goed raad met gedenken en troosten van de slachtoffers.
„Voor de verkrachte vrouwen tijdens oorlog en conflict zijn er – anders dan voor andere slachtoffers van oorlogsgeweld en veteranen – geen herdenkingsplaatsen en rouwrituelen”, schreef Heleen Mees in 2008 in deze krant. Ze deed die constatering vergezeld gaan van een oproep een monument op te richten in Den Haag voor vrouwen die slachtoffer zijn geworden van dergelijk geweld.
Het stuk van Heleen Mees werd onder meer gelezen door leden van het Gregoriaans koor Karolus Magnus. Zij waren al enige tijd bezig met het zingen van een Agnes-liturgie: een liturgie gewijd aan de zogenoemde ‘gemartelde maagden’. Veel vrouwelijke heiligen zijn heilig omdat hun lichaam aangetast dreigde te worden door ongelovigen – Agnes bijvoorbeeld werd als twaalfjarige in het Rome van de derde eeuw uitgehuwelijkt aan een Romein. Maar ze voelde zich, zo wil de overlevering, bruid van Christus, en weigerde. Ze werd naar een bordeel gestuurd en uiteindelijk onthoofd en verbrand. De kerk heeft een speciale gedenkdag voor haar (21 januari), met bijpassende liturgie.
De leden van Karolus Magnus beschouwden de gemartelde maagden als een historisch, kerkelijk equivalent voor misbruikte vrouwen. Ze kwamen op het idee, daarin gesterkt door het stuk van Mees, een eigen Gregoriaans monument op te richten voor vrouwen die slachtoffer zijn geworden van (seksueel) geweld.
Dit levert al gauw een vreemde paradox op. Oudere mannen, zingend in de traditie van een kerk die toch bepaald wel enige boter op het hoofd heeft, als men dat van een kerk kan zeggen, en dan een liturgie die over ‘maagden’ gaat – een begrip dat door de grote waarde die eraan wordt toegekend juist voor veel narigheid zorgt.
Maar, zo dacht het koor, de kerk heeft behalve een geschiedenis van geweld, ook een geschiedenis van troost. En rituelen zijn bij uitstek geschikt om vorm te geven aan de dingen waarover we maar moeilijk spreken, die we niet al te precies kunnen of willen benoemen, dingen waar tegenover we hulpeloos staan. Dan biedt een ritueel met muziek een vorm.
De mannen wilden iets doen in een vorm die zij beheersten. En zo ontstond een heel prachtige en in zijn opzet nogal ontroerende cd: The martyred virgins. Je hoort er onaards mooi gezang op in het Latijn, de lingua franca van het verleden, en verschrikkelijke getuigenissen die sereen voorgelezen worden in het Engels, de lingua franca van vandaag. De mannen zingen het verhaal van Agnes, ze zingen de namen van vrouwelijke heiligen, ze zingen om ontferming en om ons te verlossen van lijfstraffen, eerwraak, verkrachting, vrouwenhandel, enzovoort. De vrouwenstem tussendoor leest getuigenissen over geweld tegen vrouwen uit alle tijden, zowel uit de bijbel als uit de recente kerkelijke geschiedenis, uit de negentiende eeuw maar ook van heel recent uit Afrika.
Juist die combinatie van heden en verleden, van een constructie als ‘maagdelijkheid’ en van gregoriaanse zangen met getuigenissen over iets dat helaas geheel actueel is, en gepaard gaat met bloed en pijn en vernederingen, maken deze cd tot een bijkans ‘eeuwig’ of buitentijdelijk monument. Verbluffend dat zoiets kan: pijn oproepen en wellicht verlichten, met schoonheid.